Nogal wat luisteraars die aanwezig waren bij de lezing van prof. Pollmann op 4 september, hebben helaas niet alles goed kunnen horen. Daarom hebben we beloofd een samenvatting van de lezing in ons tijdschrift en op deze website te plaatsen. Hieronder volgt de samenvatting, door Karin van Goor.

Lezing door prof. Judith Pollmann op 4 september 2018 in de Grote Kerk te Dordrecht

Op 4 september jl. vond de eerste activiteit rond 400 jaar synode van Dordrecht plaats in de Grote Kerk. Hier werd op 13 november 1618 de openingsdienst van de synode gehouden en op 13 mei 1619 de afsluiting d.m.v. het openbaar maken van de vijf leerregels in een volgepropte kerk.

Ook bij gelegenheid van deze herdenkingsbijeenkomst is de opkomst groot en moeten in het Mariakoor haastig klapstoeltjes worden bijgeplaatst voor de driehonderd belangstellenden voor de lezing Vergaderen, verbitteren, verzoenen van mevrouw J.S. Pollmann, Hoogleraar Vroegmoderne Nederlandse Geschiedenis in Leiden.

Vergaderen, verbitteren, verzoenen door prof. Judith Pollmann

Lezing ‘Vergaderen, verbitteren, verzoenen’ door prof. Judith Pollmann

Zes maanden lang stond de bovenzaal van de Kloveniersdoelen ter beschikking van 57 vertegenwoordigers van de Republiek der Zeven Provinciën en deelnemers uit acht buitenlandse gereformeerde staten. De theologische kwesties werden besproken in het Latijn. De debatten werden gevolgd door leden van de Staten-Generaal maar ook door geïnteresseerd publiek, als ware het een toeristische attractie.

In de periode waarin de synode werd gehouden, speelde zich tegelijkertijd een politiek drama af. Het was de tijd van het 12-jarig bestand in de oorlog met Spanje. Nu de aandacht niet werd opgeëist door een externe vijand, ontstond een crisis in de politieke eenheid binnen de republiek. Prof. Pollmann wijst als oorzaak hiervan op weeffouten in de Unie van Utrecht, zoals de relatie tussen overheid en kerk. Ieder gewest voerde zijn eigen godsdienstpolitiek, maar de kerk zelf ging over de leer.

De gereformeerde kerken werden bestuurd door lokale predikanten en ouderlingen. Ze werden onderling bijeengehouden door de Bijbel, de belijdenisgeschriften (Nederlandse geloofsbelijdenis en Heidelbergse catechismus), en kerkvergaderingen. De overheid betaalde echter de predikanten en bepaalden de organisatie van de kerk. Maar waar lag de grens tussen de kerkelijke leer en de organisatie van de kerk? Mocht de overheid zich er mee bemoeien als leerstellige ruzies de kerkelijke organisatie bedreigden? Deze onduidelijkheid wreekte zich toen er in de kerk een inhoudelijk geschil ontstond over het leerstuk van de predestinatie.

Waar ging die uitverkiezing over? Het gereformeerde geloof was gebaseerd op de inzichten van Johannes Calvijn. Diens uitgangspunt was Gods almacht en dat de mens belast is met de erfzonde. Daardoor kan de mens niet iets doen dat hem tot heil strekt. God bepaalt van te voren wat er na iemands dood gebeurt en de mens heeft daar geen invloed op.

Dit leerstuk riep in gereformeerde kring op den duur vragen op. De aanhangers van de Leidse theoloog Jacobus Arminius, later bekend als de remonstranten, vroegen zich af of het betekende dat God dus ook de zonde wilde? Was Christus niet voor alle mensen gestorven? Zij vonden een alternatieve oplossing door te verklaren dat de mens ook na de zondeval de vrije wil heeft om het kwade te doen. De mens kan de genade niet verwerven, maar wel verwerpen. God weet tevoren wie dat zal doen en wie niet.

De volgelingen van de – eveneens uit Leiden afkomstige – hoogleraar Franciscus Gomarus, de contraremonstranten, vonden dat hiermee de almacht van God werd aangetast en de katholieke leer door de achterdeur werd binnengehaald.

Binnen de kerk ontstonden ruzies tussen de Arminiaanse en Gomaristische predikanten. De arminianen wilden hun visie laten bestaan naast die van de gomaristen en waren van mening dat beide partijen er op den duur samen wel uit zouden komen. Ze deden een beroep op de Staten van Holland. De belangrijkste politicus in het gewest, Johan van Oldenbarnevelt, was een voorstander van een brede kerk. ‘De overheid betaalt de predikanten en die hadden elkaar dus maar te tolereren’. Conflicten konden worden bezworen door een preekverbod over de uitverkiezingsleer. Dat de meeste andere gewesten het anders zagen, deed er niet toe. Holland kon zijn eigen godsdienstpolitiek voeren en stemde dus ook niet in met het houden van een nationale synode. De contraremonstranten wilden juist wel preken over de predestinatie, omdat dat over de inhoud van de leer ging. Ze vonden dat er een nationale synode moest komen om daarover te beslissen. Steeds meer contraremonstranten scheidden zich af van de publieke kerk.

De theologische kwestie was hiermee ook een politiek conflict geworden. De remonstranten en de contraremonstranten maakten elkaar over en weer zwart, ook in pamfletten en prenten. De contraremonstranten zouden de mensen leren dat wie uitverkoren was, ongestraft kon zondigen. Ook werden ze ervan beticht een inquisitie te willen en uitgemaakt voor ‘buitenlanders’. Dat laatste was wel een beetje waar, want veel contraremonstranten kwamen uit de zuidelijke Nederlanden. De remonstranten op hun beurt zouden eigenlijk katholieken zijn en de (Spaanse) staat boven de kerk stellen.

Steeds vaker klonk de beschuldiging dat Oldenbarnevelt en de remonstranten het land weer bij Spanje wilden onderbrengen. Dat werd niet beter toen Holland zelf soldaten ging inhuren om daarmee de groeiende politieke onrust te bedwingen. In 1618 koos Stadhouder Maurits partij tegen Van Oldenbarnevelt en de remonstranten.

Toen Maurits op 20 februari 1618 – na het overlijden van Filips Willem, de oudste zoon van Willem van Oranje – de titel Prins van Oranje kreeg en soeverein vorst werd, brak hij in juli de alliantie rond Oldenbarnevelt en zette hem gevangen. Hij dankte als kapitein-generaal de ‘staatsgevaarlijke’ soldaten af die Holland en Utrecht hadden ingehuurd. Nu was ook de politieke weg vrij tot het houden van een nationale synode. Zo kunnen we concluderen dat de weg naar synode werd gebaand met politiek geweld.

De synode werd toegewezen aan Dordrecht. Deze stad was de oudste stad van Holland en had niet veel arminianen onder zijn bevolking. De synode besliste het conflict ten voordele van de contraremonstranten. Remonstrantse predikanten die weigerden dit te accepteren kregen een preekverbod. Dertien van hen die dit niet accepteerden, werden buiten de grenzen van de staat verbannen. Een jaar later werd in Antwerpen de Remonstrantse Broederschap opgericht.

In 1619 werd Van Oldenbarnevelt ter dood veroordeeld. Vier jaar later planden zijn twee zoons een moordaanslag op Prins Maurits. Deze aanslag werd verijdeld.

De Dordtse synode is bekend gebleven vooral vanwege de vijf Dordtse Leerregels en de eerste Bijbelvertaling in het Nederlands. Er moest meer aandacht komen voor het godsdienstonderwijs en een strenger toelatingsbeleid. De kerkorde werd herzien.

De gereformeerde kerk behield door dit alles wel zijn autonome leergezag, maar toch hadden de Bestandtwisten ook de afhankelijkheid van de overheid bevestigd. Ironisch genoeg werd de kerken kort na 1618 al gevraagd om maar niet teveel over de uitverkiezing te preken, zodat de lieve vrede kon worden bewaard.

Tot slot. Er werd vergaderd en men was verbitterd, maar hoe zat het met de verzoening? Dat aspect kwam niet aan de orde tijdens de lezing van prof. Pollmann. Maar er was wel iemand in het publiek die bekend maakte dat op 11 november 2018 de remonstranten en de Grote Kerkgemeente Dordrecht in de Grote Kerk samenkomen om in een gezamenlijke dienst 400 jaar verwijdering uit de Dordtse Synode te doorbreken. Tijd voor verzoening!

Alvast om in uw agenda te noteren: Op 15 mei 2019 wordt opnieuw een lezing in de Grote Kerk gehouden. Prof. Fred van Lieburg zal 400 jaar herdenking van de Dordtse Synode afsluiten en speciale aandacht schenken aan de gevolgen van de synode voor Dordrecht in de jaren erna.

Deze lezing wordt georganiseerd door drie Dordtse verenigingen gezamenlijk: Oud-Dordrecht, Vrienden van de Grote Kerk en Dordrechts Museum.